Plicht tot re-integratie door het UWV?

04 april 2024 Geschreven door: Stéphanie Heijtlager

Op grond van de Wet verbetering poortwachter en artikel 7:658a BW heeft een werkgever een wettelijke verplichting om zieke werknemers te re-integreren. Als de werkgever eigenrisicodrager is voor de Ziektewet, dan is er ook een wettelijke re-integratieplicht voor zieke ex-werknemers, namelijk op grond van artikel Artikel 63a Ziektewet. Doet de werkgever of eigenrisicodrager te weinig aan re-integratie, dan kan het UWV aan het 'einde van de rit' een loonsanctie of verhaalsanctie opleggen. Daarmee heeft een werkgever of eigenrisicodrager in ieder geval een 'prikkel' om de zieke (ex-)werknemer actief te re-integreren.

Maar hoe zit dat met het UWV in het kader van de Ziektewet?

Dit onderwerp staat centraal in de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 26 maart 2024 (ECLI:NL:RBDHA:2024:4164). In deze kwestie stelt een verzekerde, van wie het UWV de Ziektewetuitkering na 104 weken heeft beëindigd, dat zij recht heeft op voortzetting van de Ziektewetuitkering, omdat het UWV haar re-integratietaak heeft verzaakt.

Bij de bestuursrechter verzoekt de verzekerde o.a. dat de Ziektewetuitkering wordt hervat ofwel een schadevergoeding wordt betaald door het UWV én dat het UWV haar de noodzakelijke begeleiding moet bieden. Immers op grond van Artikel 30a Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen moet het UWV Ziektewetgerechtigden begeleiden.

Hoe ziet de rechtbank dat?

De rechtbank ziet dat anders: de verzekerde heeft de 104 weken doorlopen en gedurende die wachttijd een Ziektewetuitkering ontvangen. Daarmee heeft de verzekerde op grond van de wet geen recht op voortzetting van een Ziektewetuitkering, de wachttijd is immers volgemaakt. Dat de begeleiding door het UWV gedurende de wachttijd onvoldoende is geweest, maakt dat niet anders. Ook is een door de verzekerde betoogde 'loonsanctie' niet aan de orde. Een dergelijke 'sanctie' bestaat er namelijk niet voor het UWV.

Kortom: het beroep slaagt niet. Het UWV hoeft geen schadevergoeding te betalen en ook de begeleiding niet voort te zetten in het kader van de Ziektewet, want die uitkering is terecht beëindigd aldus de rechtbank.

Tot slot

Juridisch een begrijpelijke uitspraak, maar het wringt wel. Het adagium 'gelijke monniken, gelijke kappen' geldt niet voor het UWV. Ook vraag ik mij af als de verzekerde tijdens de 104 weken een procedure was gestart om adequate begeleiding af te dwingen, wat de uitspraak van de rechtbank dan zou zijn geweest. Artikel 30a van de Wet SUWI is immers vrij duidelijk geformuleerd:

"(...)

Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen heeft tot taak de inschakeling in het arbeidsproces te bevorderen van:

  • a. personen die recht hebben op een uitkering of arbeidsondersteuning op grond van wetten als bedoeld in artikel 30, eerste lid; [mijn toevoeging: o.a. Ziektewetuitkering] (...)"

Ik denk daarom dat de verzekerde tijdens de Ziektewetuitkering meer kans had gemaakt de noodzakelijke begeleiding af te dwingen als zij een procedure was gestart. Immers, op dat moment bestond de verplichting op grond van artikel 30a Wet SUWI onverkort in relatie tot de Ziektewetuitkering nog wel.

Gerelateerde artikelen